37

 

 

 

 

De psychiater was een hoogdravende eikel. Ze was zijn kantoor in het grote, nieuwe ziekenhuis nog niet binnen of Vera wist al dat ze haar tijd stond te verdoen. Hij zag er te jong uit om al specialist te zijn, met zijn donkere haar en goed getrimde, zwarte baard die eruitzag alsof hij op zijn gezicht geschilderd was. Geen spoortje grijs. Even vroeg ze zich af of zijn haar geverfd was. Hij keek op van zijn bureau.

‘Inspecteur Stanhope.’ Hij hield van hiërarchie. Typisch zo’n vent die zijn verpleegsters ‘zuster’ of ‘hoofdverpleegster’ noemde om hen aan hun plaats in de hiërarchie te herinneren. ‘Mijn secretaresse zei dat het dringend was.’

‘Ik leid het onderzoek naar de moord op Abigail Mantel.’

‘Ja.’

‘Een van de agenten die destijds het onderzoek leidden, was een patiënt van u.’

Hij zei niets.

‘Daniel Greenwood,’ zei ze. ‘Is hij nog steeds onder behandeling bij u?’

‘U weet best dat ik geen antwoord op die vraag mag geven, inspecteur.’

Hij was echter wel geïnteresseerd. Dat was duidelijk. Het deed hem iets, het drama van zo’n befaamde moordzaak, net als mensen die alle roddelbladen erop nasloegen om een bepaald verhaal te lezen en vervolgens zeiden dat ze al die publiciteit maar walgelijk vonden. Op de een of andere manier oefende zo’n moord een grote aantrekkingskracht uit op de mensen.

‘Natuurlijk niet.’ Ze ging lekker onderuit zitten in de leren stoel. Wel zo lekker, even niet hoeven staan. ‘Ik hoopte eigenlijk op een soort algemeen advies. De wijze woorden van een expert.’

Hij glimlachte, waarbij zijn dunne lippen zijn tanden ontblootten. In zijn bovenkaak had hij een gouden kies. Haar blik werd er bijna automatisch naartoe getrokken. ‘Zolang ik mijn beroepseer niet op het spel hoef te zetten, zal ik de politie graag van dienst zijn, inspecteur Stanhope. Uiteraard.’

‘Mijn interesse gaat uit naar...’ Even was ze stil, op zoek naar de juiste woorden. ‘Iemand met een obsessieve persoonlijkheid.’

‘Ja?’

‘Een stalker, om het zo maar te zeggen. Iemand die gefascineerd is door een meisje. Haar misschien wel achtervolgt...’

‘Dat soort kerels kan heel gevaarlijk zijn.’

Weer lachte de psychiater. Onder haar polyester broek voelde Vera de rillingen over haar benen lopen.

‘Moet het per se een kerel zijn?’ vroeg ze ineens.

‘Nee. Nee. Niet per se.’ Langzaam haalde hij zijn hand langs zijn baard. ‘Er zijn genoeg gevallen bekend van vrouwen die er een ongezonde, niet op de werkelijkheid gebaseerde belangstelling voor een man op nahouden. Meestal een voormalige minnaar. In de meeste gevallen weigeren ze te geloven dat de relatie voorbij is.’

Jeanie Long bleef geloven dat Mantel van haar hield, dacht Vera. Maar Jeanie was niet gek.

‘Maar als het slachtoffer een meisje is?’ zei Vera.

‘Dan mag je ervan uitgaan dat de stalker een man is,’ gaf de dokter toe.

‘Wat maakt zo’n geobsedeerde kerel zo gevaarlijk?’

‘Waarschijnlijk is hij ervan overtuigd dat zijn geliefde zijn gevoelens deelt. Mocht hij erachter komen dat dat niet zo is, dan kan hij eventueel gewelddadig worden.’ Hij keek haar aan. ‘Dat wil zeggen, in het algemeen. Ik voeg er met nadruk aan toe dat ik geen enkel bewijs heb dat een van mijn patiënten zich ooit aan zulk gedrag schuldig heeft gemaakt.’

Wat wil je daarmee zeggen? Dat je Dan Greenwood ervan verdenkt dat hij Abigail Mantel heeft gestalkt en vermoord, maar dat je geen bewijs hebt? Of dat hij geen vlieg kwaad doet?

Ze bedwong haar ongeduld. Ze wist dat hij het alleen maar leuk zou vinden als ze zich liet opnaaien. ‘Zijn er ook seriestalkers?’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Stel dat het scenario dat u net beschreef zich echt voordoet. De geobsedeerde man vermoordt het meisje en wordt niet gepakt. Is het mogelijk dat hij zich daarna op een ander slachtoffer richt?’

‘Zeker. Dat is heel goed mogelijk.’ Even was hij stil. Ze vermoedde dat hij het leuk vond om haar op de rest van het antwoord te laten wachten. ‘Waarschijnlijk vindt hij het wel opwindend, dat geweld. Misschien is hij de eerste keer niet opzettelijk gewelddadig, maar begint het geweld daarna deel uit te maken van zijn fantasie.’

‘Zodat hij ervan droomt om haar te doden? Dat haar dood zijn doel wordt?’

‘Zoals ik al zei, het is mogelijk. Zeker niet onvermijdelijk. Zoals u vast wel weet, zijn maar weinig geestelijk gestoorde mensen gewelddadig aangelegd. Zelfs mensen met zeer ernstige stoornissen plegen zelden gewelddelicten.’

‘Zou ik hem herkennen als ik hem tegen het lijf liep?’ vroeg Vera.

‘Hoe bedoelt u?’

‘Als ik hem op straat tegenkwam, in de kroeg of op mijn werk, zou ik dan weten dat hij gek was?’ Het woord ‘gek’ was bedoeld als provocatie. Hij ging er niet op in.

‘Als u hem zomaar op straat tegenkwam, hoogstwaarschijnlijk niet.’

‘Kan iemand zo raar in elkaar zitten en toch normaal functioneren? Er een normale baan op nahouden?’

Daar dacht hij een tijdje over na, maar blijkbaar kon hij geen bevredigend antwoord verzinnen. ‘Ik ben geen gerechtelijk psychiater. Dat is niet helemaal mijn vakgebied.’

‘U kunt me toch wel gewoon een opinie geven?’

‘Daar heb je behoorlijk wat zelfbeheersing voor nodig. Het fantasieleven gescheiden houden van het dagelijks leven, dat vergt buitengewone zelfbeheersing.’

‘Maar onmogelijk is het niet.’

‘Nee. Onmogelijk is het niet.’

Op weg terug naar Elvet dacht Vera dat ze zichzelf voor paal had gezet. Ze had nooit naar het ziekenhuis moeten gaan. Het idee was spontaan in haar opgekomen, gewoon als excuus om even weg te kunnen uit het dorp. Een overdreven reactie op het souvenir dat Dan Greenwood had bewaard als aandenken aan zijn laatste grote onderzoek. Het zou niet best zijn als er nu geruchten de ronde gingen doen dat Dan een beetje een engerd was. In zo’n dorpje was dat wel het laatste wat hij nodig had.

Ze reed over het plein en zag dat Dan aan het werk was in de Smidse. Even overwoog ze te stoppen. Waarom zou ze hem niet gewoon vragen waarom hij het materiaal over de zaak-Mantel al die jaren had bewaard en hoe hij aan de foto was gekomen? In plaats daarvan reed ze echter verder richting de kust, totdat ze bij de doodlopende, halfronde straat kwam waar hij woonde. Ze parkeerde haar auto in de berm van de hoofdstraat en liep naar zijn huisje. Het was stil in de straat. In een van de huizen zat een oude vrouw in de voorkamer naar een spelprogramma op de tv te kijken, met haar gezwollen benen op een voetenbankje en een looprek binnen handbereik. Ze keek niet op van het tv-scherm toen Vera voorbijliep.

Vera liep naar de voordeur van Dans buren en drukte op de bel. Er deed niemand open. Toen belde ze aan bij Dans andere buurman, die ook niet opendeed. De straat was maar aan één kant bebouwd. Aan de andere kant was alleen maar een kleine speeltuin. Toen ze eenmaal zeker wist dat niemand haar kon zien, liep ze naar de deur van Dan, die, zoals ze al verwachtte, op slot zat. Ze keek onder de mat. Geen reservesleutel. Wel een grote pot met een groenblijvend struikje erin, net naast de deur. Ze tilde hem op. Niks. Het raam van de slaapkamer stond open, maar ze had noch de bouw, noch het atletisch vermogen om langs de regenpijp omhoog te klimmen.

De voortuin stelde niet veel voor. Een modderig, vierkant stukje gras met bij wijze van afscheiding een ligusterhaag eromheen. Moeilijk om daar iets te verstoppen. Omdat de Crescent helemaal uit rijtjeshuizen bestond, kon je alleen via een omweg door de wei in de achtertuin komen. Ze stond op het punt om het op te geven. Ze had geen zin om over hekken te klauteren en door de bagger te banjeren. Toen keek ze nogmaals naar de plant naast de deur en voelde in de stukjes zaagsel die over de potgrond waren gestrooid. Een sleutel. Ze veegde hem schoon aan haar trui en opende de deur, trok haar sandalen uit en legde ze met de zolen naar boven op het kleed. Toen deed ze de deur achter zich dicht en liep op blote voeten het huis van Dan in.

Het is niet zo makkelijk om een huis grondig te doorzoeken zonder een spoor achter te laten. Dat moet je leren. Het huis van Dan was echter makkelijker te doorzoeken dan de meeste andere huizen. Hij had niet veel spullen, en wat hij had, was keurig uitgestald. Vera begon boven in het huis. Er was een kleine badkamer, waarschijnlijk gerenoveerd in de jaren tachtig, met een avocadogroen interieur en zwarte schimmel in de voegen rondom het bad. In het medicijnkastje vond ze een doosje paracetamol en een flesje antidepressiva – voorgeschreven door zijn huisarts, niet door de specialist in het ziekenhuis. In Dans slaapkamer stond een tweepersoonsbed, keurig opgemaakt met lakens en dekens. Geen dekbed. Naast het bed stond een grenen nachtkastje. Hij was bezig met een roman van James Lee Burke, een paperback met een zwart-paarse omslag. In de la vond ze twee pakjes condooms, nog ongeopend. Wishful thinking, of had hij een vriendin? Een geheimzinnige dame die het aandurfde met hem? Hij had per slot van rekening toegegeven dat hij Caroline Fletcher mee naar huis had genomen voor een borrel. Misschien stelde die relatie wel meer voor dan hij had laten merken. In zijn witte inbouwkast lagen en hingen alleen keurig gestreken en opgevouwen kleren. De wasmand in de hoek was leeg. Als hij Christopher Winter had vermoord, waren de sporen nu verdwenen.

De tweede slaapkamer, die aanzienlijk kleiner was, lag aan de achterkant van het huis. De gordijnen waren dicht. Ze waren van het verduisterende soort, zodat Vera geen hand voor ogen zag toen ze de kamer binnenliep. Ze deed het licht aan. In de seconde voordat het licht aanging, hield ze haar adem in, bang voor wat ze zou aantreffen. Zo op het eerste gezicht leek het echter een doodnormale kamer. Onder het raam stond een rijkelijk versierde kaptafel met een inklapbare, driedelige spiegel met een goedkoop verguld randje. Daarnaast stond een smal eenpersoonsbed met een gebloemde sprei. Op de kaptafel stond een foto van een jonge vrouw die lachend in de camera keek. Aan het kapsel en de kleding te zien, was hij begin jaren vijftig genomen. De moeder van Dan, misschien? De vrouw die Dan bij haar dood zoveel geld had nagelaten dat hij de Smidse kon kopen en zijn eigen zaak kon opzetten? Op het bed lag een damesslipje. Zwart. Klein maatje. Op de voorkant een hart van lovertjes. Vast niet het soort ondergoed dat Caroline Fletcher droeg. Te schreeuwerig. Niet chic genoeg. Vanwaar ze stond, kon Vera het label zien. Het slipje kwam van een keten die zich specialiseerde in tienermode. Waarschijnlijk kon ze er wel achter komen wanneer het was geproduceerd. Vera hoopte dat het een recente aanvulling op het assortiment was en het niet tien jaar eerder al te koop was geweest.

Beneden vond ze niks interessants. Hoewel ze wist dat de klok verder tikte, sloeg ze niets over. Wilde ze dat Dan haar hier aantrof, zodat ze hem kon confronteren en hem de kans geven om het allemaal uit te leggen? Ze nam in elk geval ruim de tijd. Ze rommelde zelfs door zijn cd’s en in zijn keukenladen en haalde het kleine vriesvakje van de koelkast leeg zodat ze kon zien wat er achterin lag.

Uiteindelijk was ze tevreden. Ze deed de voordeur open en keek naar buiten. Er was nog altijd niemand te zien, noch op straat, noch in de speeltuin. Ze trok haar sandalen aan en ging voor de deur staan. Nadat ze de deur op slot had gedaan, legde ze de sleutel terug in de pot, waarbij er een paar stukjes zaagsel op het betonnen tuinpaadje vielen. Die raapte ze op en liet ze op weg naar haar auto in de goot vallen.

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml